ECLI:NL:CRVB:2015:4359
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde toeslag op grond van de Toeslagenwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een onverschuldigd betaalde toeslag aan appellante, die een uitkering ontving op basis van de Toeslagenwet (TW). De appellante had eerder een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ontvangen en had in 2003 een aanvraag voor een toeslag ingediend in verband met de geboorte van haar kind. Het Uwv had haar toeslag toegekend, maar na haar huwelijk in 2007 en een daaropvolgende wijziging in haar situatie, heeft het Uwv in 2013 besloten de toeslag met terugwerkende kracht in te trekken en een bedrag van € 20.867,74 terug te vorderen, wat later werd aangepast naar € 17.231,73.
De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellante tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij niet redelijkerwijs kon weten dat zij ten onrechte toeslag ontving en dat het teruggevorderde bedrag willekeurig was verhoogd. Het Uwv heeft echter verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de toeslag terecht had ingetrokken en het terugvorderingsbedrag correct had vastgesteld. De Raad benadrukte dat appellante in hoger beroep enkel de terugvordering aan de orde had gesteld en niet de intrekking van de toeslag. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellante werd afgewezen.