Uitspraak
.Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aanvroeg, was het niet eens met de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij met ingang van 21 oktober 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen rekening was gehouden met zijn recente gezondheidstoestand en de in bezwaar overgelegde medische informatie. Hij stelde dat zijn klachten, waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een chronisch pijnsyndroom, niet adequaat waren beoordeeld. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek zorgvuldig was en dat de verzekeringsarts de relevante medische informatie had betrokken bij zijn beoordeling.
De Raad bevestigde de conclusie van de rechtbank dat de appellant in staat was de werkzaamheden te verrichten die verbonden zijn aan de geselecteerde voorbeeldfuncties. De hoger beroepsgronden van de appellant werden als herhaling van eerdere gronden beschouwd en de Raad vond geen reden om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.