ECLI:NL:CRVB:2015:4406
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die in de periode van 23 februari 2011 tot en met 30 september 2012 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor verhuiskosten en de kosten van woninginrichting. De aanvragen werden door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen, omdat de kosten volgens hen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en uit eigen inkomen moeten worden betaald. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat hij bijzondere bijstand zou moeten ontvangen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de kosten waarvoor de appellant bijstand heeft aangevraagd, in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden. Bijzondere bijstand wordt alleen verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die het onmogelijk maken om deze kosten uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht te voldoen.
De Raad heeft vastgesteld dat de verhuizing van België naar Nederland voorzienbaar was en dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van onvoorziene kosten. De persoonlijke en psychische omstandigheden die de appellant heeft aangevoerd, zijn niet voldoende om aan te nemen dat bijzondere bijstand verleend had moeten worden. De Raad heeft de afwijzing van de aanvragen voor bijzondere bijstand door het college op juiste gronden bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. De uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van C. Moustaïne als griffier.