ECLI:NL:CRVB:2015:4409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand op basis van intrekkingsbesluit zonder zelfstandige gronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Heerlen. Appellant had zijn bijstandsuitkering, verstrekt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), ingetrokken gekregen per 15 september 2011, met een terugvordering van € 16.763,02 over de periode van 15 juni 2010 tot en met 31 augustus 2011. Het college stelde dat appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Appellant had geen beroep ingesteld tegen het intrekkingsbesluit van 19 december 2011, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar was geworden.
De rechtbank Limburg had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Raad oordeelde dat er geen zelfstandige gronden waren ingediend tegen het intrekkingsbesluit. Hierdoor kon de Raad niet ingaan op de gronden die betrekking hadden op de intrekking van de bijstand. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, aangezien er geen rechtsmiddelen waren aangewend tegen het intrekkingsbesluit. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter R.H.M. Roelofs, met C.M. Fleuren als griffier.