ECLI:NL:CRVB:2015:4417

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
14/3122 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten dubbele huur

In deze zaak heeft appellant op 3 juli 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van dubbele huur in verband met een verhuizing. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen noodzaak voor de verhuizing bestond. Appellant had de langdurigheidstoeslag voor dubbele huurkosten kunnen aanwenden en de verhuizing was voorzienbaar, waardoor hij voor de kosten had kunnen reserveren. De rechtbank heeft het besluit van het college vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat appellant de kosten van dubbele huur had kunnen betalen uit de bijstand en de langdurigheidstoeslag.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij de kosten van dubbele huur niet kon betalen van de bijstand en de langdurigheidstoeslag, gezien zijn financiële situatie en de noodzaak van de verhuizing. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de kosten van dubbele huur behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dat appellant de mogelijkheid had om tijdig voor deze kosten te reserveren. De Raad heeft bevestigd dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat appellant niet in aanmerking komt voor de vergoeding van de kosten van dubbele huur.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellant geen doel treft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 december 2015.

Uitspraak

14/3122 WWB
Datum uitspraak: 8 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
24 april 2014, 13/10362 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H. Polat-Kiliç, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend, vragen beantwoord en nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2015. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 3 juli 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de eerste huur in verband met de verhuizing van zijn gezin van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] naar een woning aan de [adres 2] aldaar.
1.2.
Bij besluit van 24 juli 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 9 december 2013 (bestreden besluit), heeft het college dit verzoek afgewezen omdat er geen noodzaak bestond voor deze verhuizing. De verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning als voorliggende voorziening is immers afgewezen omdat de woning in medisch opzicht niet geschikt was.
1.3.
In beroep heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de noodzaak van de verhuizing is aangetoond en dat de gemaakte kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Niettemin heeft appellant volgens het college geen recht op bijzondere bijstand omdat appellant de bij besluit van 23 februari 2013 verstrekte langdurigheidstoeslag voor de dubbele huurkosten had kunnen aanwenden. Voorts was de verhuizing voorzienbaar, zodat appellant voor de daarmee samenhangende kosten had kunnen reserveren.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd omdat het college door de wijziging van de grondslag van de afwijzing, zonder dat sprake was van gewijzigde omstandigheden, het besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid. De rechtbank heeft aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Appellant had de kosten van dubbele huur kunnen betalen van de bijstand en de verstrekte langdurigheidstoeslag. De verhuizing was immers voorzienbaar en appellant had hiervoor kunnen reserveren en daarvoor ook de langdurigheidstoeslag kunnen gebruiken. Dat hij deze toeslag heeft aangewend voor de aanschaf en reparatie van witgoed maakt dit niet anders. Ook de omstandigheid dat het gezin van appellant al jaren leeft van een bijstandsuitkering leidt niet tot een ander oordeel. Volgens vaste rechtspraak biedt de bijstandsnorm voldoende ruimte om voor kosten als deze te reserveren.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het niet mogelijk was om de kosten van dubbele huur te betalen van de bijstand en de langdurigheidstoeslag. Appellant leeft al jaren van een bijstandsuitkering, heeft een gezin met jonge kinderen en moest ook in 2012 noodgedwongen verhuizen, waarvoor hij geen vergoeding kreeg. De langdurigheidstoeslag heeft hij hiervoor niet kunnen gebruiken omdat die is opgegaan aan de aanschaf en reparatie van witgoed, daargelaten of die toeslag is bedoeld voor de kosten van dubbele huur. Tot slot is appellant niet duidelijk geworden welke belangenafweging het college heeft gemaakt. Voor het overige heeft appellant verwezen naar de gronden van het bezwaar en beroep.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het hoger beroep van appellant richt zich tegen de instandlating van de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit.
4.2.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) - voor zover van belang - heeft, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.3.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.4.
Daargelaten de noodzaak van de verhuizing naar de woning aan de [adres 2] staat de (medische) noodzaak van de verhuizing van het gezin van appellant vanuit de woning aan de [adres 1] op zichzelf niet ter discussie. De hieruit voortvloeiende kosten van dubbele huur behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.
4.5.
Uit de beschikbare gegevens blijkt dat appellant op 1 februari 2012 is gaan wonen op het adres aan de [adres 1] . Appellant heeft tijdens de hoorzitting verklaard dat hij op dat adres, na een medisch noodzakelijke verhuizing, van de regen in de drup terecht was gekomen vanwege burenoverlast tot drie uur in de nacht. Op grond hiervan heeft het college terecht aannemelijk geacht dat voor het gezin van appellant direct na de verhuizing al duidelijk was dat het niet in deze woning kon blijven wonen. De onderhavige verhuizing was dus toen al voorzienbaar. Onder deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat appellant de mogelijkheid heeft gehad om tijdig voor deze kosten te reserveren of door gespreide betaling achteraf in die kosten te voorzien. Dat laatste is in feite volgens appellant ook gebeurd.
4.6.
Voorts gaat het om kosten die in beginsel kunnen en behoren te worden voldaan uit de bijstandsnorm en de verstrekte langdurigheidstoeslag. De stelling van appellant dat hij de langdurigheidstoeslag heeft aangewend voor de aankoop en reparatie van witgoed heeft hij overigens niet met bewijs gestaafd.
4.7.
Het college heeft voorts in hoger beroep genoegzaam toegelicht waarom appellant niet in aanmerking komt voor de vergoeding van de kosten van dubbele huur in het kader van het buitenwettelijk begunstigend doelgroepenbeleid. Naar vaste rechtspraak (uitspraak van
20 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1459) wordt buitenwettelijk begunstigend beleid als een gegeven beschouwd en dient de bestuursrechter te volstaan met de beoordeling van de vraag of het bestuursorgaan het beleid op consistente wijze heeft toegepast. Deze vraag wordt in dit geval bevestigend beantwoord.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2015.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) C.M. Fleuren

HD