ECLI:NL:CRVB:2015:4418
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende inzicht in levensonderhoud
In deze zaak heeft appellante op 27 december 2013 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft deze aanvraag op 27 januari 2014 afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan haar inlichtingenverplichting. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft vastgesteld dat appellante onvoldoende controleerbare en verifieerbare informatie heeft verstrekt over haar financiële situatie en hoe zij in haar levensonderhoud heeft voorzien in de periode voorafgaand aan de aanvraag. Appellante heeft aangevoerd dat zij geen huur en vaste lasten heeft betaald omdat dit door de hoofdhuurder werd gedaan en dat zij bij familieleden heeft gegeten. Echter, zij heeft geen bewijsstukken overgelegd om deze claims te onderbouwen.
De Raad heeft geconcludeerd dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellante niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over haar woon-, leef- en inkomenssituatie. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat appellante niet heeft aangetoond dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De uitspraak is gedaan op 8 december 2015.