ECLI:NL:CRVB:2015:4419
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een onderzoek door de sociale recherche naar de rechtmatigheid van de bijstand, heeft het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand op 25 juni 2013 het recht op bijstand van appellante opgeschort. Dit besluit werd later omgezet in een intrekking van de bijstand per 17 juni 2013. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze intrekking, waarbij zij aanvoert dat zij niet in staat was om de gevraagde bankafschriften tijdig aan te leveren.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante de gevraagde gegevens niet binnen de gestelde termijn heeft ingeleverd en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet over de bankafschriften kon beschikken. De Raad oordeelt dat de gegevens over bankrekeningen van belang zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand. De stelling van appellante dat het dagelijks bestuur al op de hoogte was van haar bankrekeningen, doet hieraan niet af. De Raad bevestigt dat de intrekking van de bijstand niet als een bestraffende sanctie moet worden gezien, maar als een middel om de wettelijke verplichting tot het verstrekken van inlichtingen af te dwingen.
De uitspraak van de rechtbank Gelderland wordt bevestigd, en het verzoek van appellante om schadevergoeding wordt afgewezen. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante geen doel treft en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.