Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante ter hoogte van € 1.960,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag van appellante voor een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Appellante had eerder, in 1993, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat zij niet verzekerd was voor de AAW. De Centrale Raad van Beroep volgt de rechtbank in haar oordeel dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen op het eerdere besluit. De Raad oordeelt dat het Uwv de aanvraag van appellante had moeten afwijzen, ondanks dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De Raad past artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toe, waardoor de schending van artikel 7:12 van de Awb wordt gepasseerd. De proceskosten van appellante worden vergoed, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin appellante betoogde dat er nieuwe feiten waren die haar aanvraag voor een uitkering rechtvaardigden. De Raad concludeert echter dat de door appellante ingebrachte gegevens niet als nieuwe feiten kunnen worden aangemerkt, omdat deze al bekend waren in de eerdere procedure. De Raad benadrukt dat het opvragen van het medisch dossier destijds niet onredelijk was en dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het niet tijdig indienen van relevante informatie. De Raad bevestigt dat de eerdere vaststelling van arbeidsongeschiktheid op 23 februari 1993 correct was en dat de aanvraag voor de toekomst niet voldoende onderbouwd was om tot een ander oordeel te komen.