ECLI:NL:CRVB:2015:4438
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting op AOW-pensioen wegens niet verzekerde jaren en bewijsvoering van ingezetenschap
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1949, een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant claimde dat hij van september 1964 tot 1 januari 1973 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. De Svb heeft echter geen bewijs kunnen vinden dat appellant gedurende deze periode in Nederland ingezetene was of dat hij aan de loonbelasting was onderworpen voor hier verrichte arbeid. De gemeente Amsterdam kon geen gegevens over een inschrijving van appellant vinden, terwijl de gemeente Aalsmeer meldde dat hij pas sinds 2 september 1975 daar ingeschreven stond.
De Svb heeft appellant een AOW-pensioen toegekend ter hoogte van 84% van het pensioen voor een ongehuwde, maar heeft zijn aanvraag voor de periode van 1964 tot 1973 afgewezen, omdat hij niet verzekerd was. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw zijn stelling herhaald dat hij in de genoemde periode in Nederland heeft gewoond en gewerkt, ondersteund door verklaringen van een getuige. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De verklaringen van de getuige waren te summier en konden niet bevestigen dat appellant in de relevante periode in Nederland heeft verbleven of gewerkt. De Raad concludeert dat er geen bewijs is dat appellant in de geschilperiode ingezetene was van Nederland of dat hij verzekerd was ingevolge de AOW. Daarom wordt het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.