ECLI:NL:CRVB:2015:4438

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
15/624 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op AOW-pensioen wegens niet verzekerde jaren en bewijsvoering van ingezetenschap

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1949, een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant claimde dat hij van september 1964 tot 1 januari 1973 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. De Svb heeft echter geen bewijs kunnen vinden dat appellant gedurende deze periode in Nederland ingezetene was of dat hij aan de loonbelasting was onderworpen voor hier verrichte arbeid. De gemeente Amsterdam kon geen gegevens over een inschrijving van appellant vinden, terwijl de gemeente Aalsmeer meldde dat hij pas sinds 2 september 1975 daar ingeschreven stond.

De Svb heeft appellant een AOW-pensioen toegekend ter hoogte van 84% van het pensioen voor een ongehuwde, maar heeft zijn aanvraag voor de periode van 1964 tot 1973 afgewezen, omdat hij niet verzekerd was. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant opnieuw zijn stelling herhaald dat hij in de genoemde periode in Nederland heeft gewoond en gewerkt, ondersteund door verklaringen van een getuige. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De verklaringen van de getuige waren te summier en konden niet bevestigen dat appellant in de relevante periode in Nederland heeft verbleven of gewerkt. De Raad concludeert dat er geen bewijs is dat appellant in de geschilperiode ingezetene was van Nederland of dat hij verzekerd was ingevolge de AOW. Daarom wordt het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.

Uitspraak

15/624 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
11 december 2014, 14/4577 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 4 december 2015
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C.R. Molenaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 9 oktober 2015 heeft mr. Molenaar nog een beëdigde verklaring van
[naam X.] in het geding gebracht, welke is opgesteld door een notaris. De Svb heeft na kennisneming van de verklaring meegedeeld dat die geen aanleiding vormt een ander standpunt in te nemen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2015. Appellant en zijn gemachtigde zijn daarbij, met kennisgeving, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1949, heeft in december 2013 bij de Svb een aanvraag ingediend om toekenning aan hem van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarbij heeft appellant gemeld dat hij ook van september 1964 tot 1 januari 1973 in Nederland heeft gewoond en gewerkt.
1.2.
De Svb heeft vervolgens informatie ingewonnen over het gestelde verblijf van appellant hier te lande bij de gemeenten Amsterdam en Aalsmeer. De gemeente Amsterdam heeft meegedeeld dat geen gegevens over een inschrijving van appellant in het archiefregister zijn gevonden. De gemeente Aalsmeer heeft meegedeeld dat appellant sinds 2 september 1975 staat ingeschreven in die gemeente.
1.3.
Bij besluit van 25 maart 2014 heeft de Svb aan appellant een ouderdomspensioen krachtens de AOW toegekend ter hoogte van 84% van het pensioen voor een ongehuwde. Daarbij is overwogen dat appellant niet verzekerd is geweest ingevolge de AOW van
1 september 1964 tot 1 januari 1973.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 16 juli 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Daarbij is vermeld dat appellant per 1 januari 1973 in het zogenoemde schakelregister is geregistreerd en dat appellant niet bekend is bij het pensioenfonds voor het schoonmaakbedrijf.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep is namens appellant wederom aangevoerd dat hij al vanaf 1964 in Nederland werkzaam is geweest. Ter ondersteuning van die stelling is een levensverhaal van appellant overgelegd alsmede twee verklaringen van de heer [naam X.] .
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of appellant gedurende het tijdvak van 1 september 1964 tot 1 januari 1973 verzekerd is geweest ingevolge de AOW op de grond dat hij in Nederland heeft gewoond - en toen ingezetene is geweest in de zin van artikel 3 van de AOW - of hier te lande heeft gewerkt en ter zake daarvan aan de loonbelasting onderworpen is geweest.
4.2.
Op grond van de nu bekende gegevens moet geconcludeerd worden dat appellant zijn stelling, dat hij gedurende het tijdvak van 1 september 1964 tot 1 januari 1973 in Nederland heeft gewoond en gewerkt, niet heeft aangetoond of aannemelijk gemaakt. Daarbij is allereerst van belang dat appellant geen controleerbare gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt van werkzaamheden hier te lande of waaruit afgeleid kan worden dat toen sprake was van een duurzame band van persoonlijke aard tussen appellant en Nederland. De Svb heeft op grond van de door appellant verstrekte summiere gegevens geprobeerd meer informatie te verkrijgen bij een pensioenfonds, de gemeenten Amsterdam en Aalsmeer en het schakelregister, maar deze pogingen hebben niet geleid tot gegevens welke de gestelde werkzaamheden en het gestelde verblijf hier te lande in de jaren voor 1973 kunnen bevestigen.
4.3.
Aan de overgelegde verklaringen van [naam X.] . kan bij de beoordeling van het ingezetenschap van appellant of het in loondienst werkzaam zijn geweest in de periode voor 1973 geen doorslaggevende betekenis toegekend worden. Op grond van deze verklaringen zou weliswaar aannemelijk geacht kunnen worden dat appellant toen enige tijd in Nederland heeft verbleven, maar de door deze getuige verstrekte gegevens zijn zodanig summier dat op basis daarvan niet aangenomen kan worden dat appellant toen ingezetene is geweest. Daarbij is onder meer van belang dat appellant toen zonder geldige verblijfstitel in Nederland verbleef en hij ook nog enige tijd, in ieder geval in 1971, is teruggekeerd naar Marokko. Verder heeft de heer [naam X.] . expliciet verklaard dat appellant niet in loondienst heeft gewerkt op de kwekerij van zijn vader. Over eventuele andere door appellant toen verrichte werkzaamheden in loondienst bij andere werkgevers heeft de heer [naam X.] . niet uit eigen wetenschap of waarneming kunnen verklaren.
4.4.
Daarom moet geoordeeld worden dat niet is komen vast te staan dat appellant gedurende het in geschil zijnde tijdvak ingezetene is geweest van Nederland, dan wel ter zake van hier te lande verrichte arbeid in dienstbetrekking onderworpen is geweest aan de loonbelasting. Evenmin is gebleken van andere omstandigheden op grond waarvan appellant toen als verzekerd ingevolgde de AOW aangemerkt zou kunnen worden.
4.5.
Uit wat hiervoor onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) J.R. van Ravenstein
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.

UM