ECLI:NL:CRVB:2015:4506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en de beoordeling van beperkingen in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als keukenhulp werkzaam was en na een verkeersongeval op 11 april 2005 uitviel. Appellant had psychische klachten ontwikkeld en verzocht om een WIA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had in een eerder besluit vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv onvoldoende zorgvuldig was en dat zijn beperkingen waren onderschat. Hij stelde dat hij niet in staat was de aan de schatting ten grondslag gelegde voorbeeldfuncties te vervullen en vroeg om de benoeming van een onafhankelijk medisch deskundige. Het Uwv verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het bestreden besluit. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig hadden gehandeld en dat de beperkingen van appellant correct waren ingeschat. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.960,- bedroegen. Tevens werd bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 166,- aan appellant moest vergoeden.