ECLI:NL:CRVB:2015:4524

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
14 december 2015
Zaaknummer
13/2029 WAO-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van een eerdere uitspraak inzake arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2015 uitspraak gedaan over de rectificatie van een eerdere uitspraak van 2 oktober 2015, met zaaknummer 13/2029 WAO. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraak een kennelijke fout bevatte, namelijk de verwisseling van de rechtsoverwegingen 4.4. en 4.5.1. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het voornemen tot rectificatie, maar hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

De Raad heeft de fout in de volgorde van de rechtsoverwegingen gecorrigeerd. In de gerectificeerde rechtsoverweging 4.4. wordt ingegaan op de medische situatie van de appellant, waarbij wordt gesteld dat er geen toegenomen buikklachten zijn vastgesteld in de relevante periode. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de appellant geen duurzame beperkingen ondervindt als gevolg van de vastgestelde medische aandoeningen.

In rechtsoverweging 4.5.1. wordt beoordeeld of de toename van de arbeidsongeschiktheid na 17 april 2008 voortkomt uit een andere oorzaak dan de ongeschiktheid waarvoor de uitkering wordt ontvangen. De Raad concludeert dat indien dit het geval is, de toename van de arbeidsongeschiktheid niet kan leiden tot een verhoging van de uitkering.

De uitspraak tot rectificatie is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit T.L. de Vries als voorzitter en P. Vrolijk en H. van Leeuwen als leden, in aanwezigheid van griffier D. van Wijk. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

13 2029 WAO-R

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 2 oktober 2015, 13/2029 WAO
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 20 november 2015

PROCESVERLOOP

De Raad heeft vastgesteld dat de uitspraak van de Raad van 2 oktober 2015, 13/2029 WAO, ECLI:NL:CRVB:2015:3345, een kennelijke fout bevat onder OVERWEGINGEN. Het betreft de verwisseling van de rechtsoverwegingen 4.4. en 4.5.1.
De Raad heeft daarin aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over het voornemen van de Raad om de uitspraak te rectificeren.
Partijen hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

OVERWEGINGEN

1. De Raad heeft vastgesteld dat er een fout is gemaakt in de volgorde van de rechtsoverwegingen 4.4 en 4.5.1.
2. De Raad wijzigt de uitspraak van 2 oktober 2015 als volgt.
Pagina 4, rechtsoverweging 4.4., onder OVERWEGINGEN wordt:
“Het Uwv heeft op verzoek van de Raad voor de toepassing van artikel 37, eerste lid, van de WAO onderzocht of sprake is van toegenomen buikklachten in de periode vanaf de toekenning van de WAO-uitkering (5 oktober 2003) tot het moment dat appellant uitsluitend verzekerd was op grond van artikel 7b van de WAO (17 april 2008). Blijkens het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 maart 2015 is hiervan geen sprake geweest. Weliswaar blijkt uit de opgevraagde informatie van de MDL-arts van 4 maart 2015 dat in 2005 sprake was van een afwijkend beeld van de alvleesklier en dat (daarbij) een chronische pancreatitis niet is uitgesloten, maar uit deze diagnose vloeien op zichzelf geen duurzame beperkingen voort. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij verwezen naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 april 2008 die in het kader van appellants hersteldmelding voor de ZW per 17 maart 2008 rapporteerde dat de frequentie van de buikpijnaanvallen, die blijkens een rapport van de verzekeringsarts uit november 2007 recent op waren gekomen, als gevolg van de pancreatitis niet hoog is en in het ergste geval gepaard gaat met één dag verzuim per twee weken. Het bijbehorende verzuimpercentage van 1 tot 10% is acceptabel. De Raad heeft dit standpunt eerder in een geschil over beëindiging van het ziekengeld onderschreven in zijn uitspraak van 21 maart 2012, waarin is geoordeeld dat appellants beperkingen aan schouder, psyche en alvleesklier sinds de WAO-beoordeling in 2004 niet zijn gewijzigd. Gelet op alle beschikbare medische gegevens is er geen aanleiding in het kader van het onderhavige geschil om anders te oordelen.”
Pagina 4, rechtsoverweging 4.5.1. onder OVERWEGINGEN wordt:
“Vervolgens dient te worden beoordeeld of de toename van de arbeidsongeschiktheid na
17 april 2008 kennelijk is voortgekomen uit een andere oorzaak dan die waaruit de ongeschiktheid ter zake waarvan uitkering wordt genoten. Indien dit het geval is kan de toename van de arbeidsongeschiktheid op grond van het bepaalde in artikel 37, tweede lid, van de WAO, immers niet tot een verhoging van de uitkering van appellant leiden.”
3. Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 2 oktober 2015, 13/2029 WAO als in de overwegingen onder 2 is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en P. Vrolijk en H. van Leeuwen als leden, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) D. van Wijk

JL