ECLI:NL:CRVB:2015:4575
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en terugvordering van persoonsgebonden budget na vertrek naar het buitenland
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de Centrale Raad van Beroep zich buigt over de beëindiging en terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan appellante was toegekend. Appellante, die in Zwitserland woont, had in 2011 een pgb van € 73.094,21 ontvangen voor verschillende zorgfuncties. Het Zorgkantoor beëindigde het pgb per 1 juni 2011, omdat appellante niet meer in Nederland woonde. In de daaropvolgende besluiten werd het pgb vastgesteld op € 22.958,16 en werd een bedrag van € 11.419,33 aan voorschotten teruggevorderd. Appellante ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij niet kon anticiperen op de beëindiging van het pgb en dat het Zorgkantoor ten onrechte terugvorderingen heeft gedaan. De Raad overweegt dat appellante op basis van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) verantwoording moet afleggen over de besteding van het pgb. De Raad concludeert dat het Zorgkantoor de pgb correct heeft vastgesteld en dat de beroepsgronden van appellante niet slagen. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.