ECLI:NL:CRVB:2015:4581

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
14/6404 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering persoonsgebonden budget wegens onvoldoende oriëntatie op zorgaanbod

In deze zaak heeft appellante op 3 juli 2013 een aanvraag ingediend bij het Zorgkantoor voor een persoonsgebonden budget (pgb) van € 2.450,48 voor persoonlijke verzorging door haar dochter. Appellante verklaarde dat zij zich niet had georiënteerd op gecontracteerde zorgaanbieders en dat zij behoefte had aan een vaste zorgverlener. Het Zorgkantoor heeft de aanvraag op 5 augustus 2013 afgewezen, omdat appellante niet had gekeken naar de mogelijkheden binnen zorg in natura. In de bezwaarfase heeft appellante contactgegevens van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder overgelegd, maar dit werd door het Zorgkantoor als onvoldoende beschouwd.

De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard, omdat appellante zich onvoldoende had georiënteerd op de mogelijkheden van zorg in natura. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij wel degelijk aan de oriëntatievereisten heeft voldaan. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante expliciet had verklaard zich niet te hebben georiënteerd op zorgaanbieders en dat het Zorgkantoor daarom gerechtigd was om de verlening van het pgb te weigeren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/6404 AWBZ
Datum uitspraak: 16 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
1 september 2014, 14/3699 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
CZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Mr. L. Kuijper, advocaat, heeft namens appellante hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2015. Appellante is vertegenwoordigd door mr. Kuijper. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.A.M. Clijssen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 3 juli 2013 bij het Zorgkantoor een eerste aanvraag op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ingediend ter verkrijging van een persoonsgebonden budget (pgb) van € 2.450,48 (bruto) voor persoonlijke verzorging door haar dochter. In deze aanvraag heeft appellante verklaard niet onderzocht te hebben of de zorg ook wordt geleverd door gecontracteerde zorgaanbieders. Zij heeft dit toegelicht in een verklaring dat zij behoefte heeft aan structuur en vastigheid van een vaste zorgverlener. Nadien heeft zij in een aanvulling toegevoegd dat zij geen contact heeft opgenomen met een organisatie omdat zij graag een eigen zorgverlener wil hebben die zij kan vertrouwen.
1.2.
Op 30 juli 2013 heeft een “Bewust Keuze gesprek” plaatsgevonden met een medewerker van het Zorgkantoor. De medewerker heeft aangegeven dat de aanvraag kan worden afgewezen als geen oriëntatie heeft plaatsgevonden voor zorg in natura.
1.3.
Bij besluit van 5 augustus 2013 heeft het Zorgkantoor de aanvraag afgewezen.
1.4.
Op 24 maart 2014 heeft het Zorgkantoor de gemachtigde van appellante gehoord en haar de gelegenheid geboden gegevens over te leggen van haar oriëntatie op het zorgaanbod van gecontracteerde zorgaanbieders. In haar antwoordmail heeft deze gemachtigde contactgegevens verstrekt van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder en de strekking van de te verlenen zorg. Bij beslissing op bezwaar van 26 maart 2014 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor dat bezwaar ongegrond verklaard omdat appellante niet heeft gekeken naar de mogelijkheden binnen zorg in natura. Het contact met Multicare Thuiszorg was daartoe onvoldoende omdat deze organisatie geen gecontracteerde zorgaanbieder is.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard omdat appellante zich onvoldoende heeft georiënteerd op de mogelijkheden van zorg in natura, ondanks het feit dat het Zorgkantoor haar daartoe ook in de bezwaarfase de gelegenheid heeft geboden. Het Zorgkantoor is niet verplicht appellant nog meer gelegenheid te geven of verder door te vragen.
3. In hoger beroep heeft appellante gesteld dat er geen grond is om aan te nemen dat zij niet op een behoorlijke manier verantwoording zal kunnen afleggen van de besteding van het pgb en dat zij wel degelijk heeft voldaan aan het vereiste van een oriëntatie op andere vormen van zorgverlening. Ter zitting heeft de gemachtigde nog verklaard niet te weten wat appellante met Multicare Thuiszorg heeft besproken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Regeling subsidies AWBZ (Rsa, tekst 2013) bevat, voor zover van belang, de volgende bepaling:
“Artikel 2.6.4. 1. Het zorgkantoor weigert verlening van een netto persoonsgebonden budget indien:
(…)
l. de verzekerde zich, gelet op de door hem verstrekte gegevens en bescheiden, kennelijk onvoldoende heeft georiënteerd op het door het zorgkantoor gecontracteerde zorgaanbod; (…)”
De toelichting bij deze bepaling bevat de volgende passages:
“De voorwaarden waaronder een verzekerde in aanmerking komt voor een pgb, zijn ten opzichte van het subsidiejaar 2012 gewijzigd. (…) Het gaat om de volgende wijzigingen: (…)
Voordat een verzekerde zich bij het zorgkantoor meldt voor een pgb, moet hij zich eerst oriënteren op de beschikbare zorg in natura om te bezien of passende zorg beschikbaar is. Een beroep op het pgb is alleen mogelijk als de verzekerde van oordeel is dat dergelijke passende zorg in natura niet beschikbaar is. De verzekerde geeft in het budgetplan aan bij wie hij zich heeft georiënteerd en waarom deze zorg niet passend is. Als de verzekerde zich kennelijk niet heeft georiënteerd op de beschikbare zorg in natura, of de verzekerde in het budgetplan heeft aangegeven dat hij voornemens is om het persoonsgebonden budget uitsluitend te besteden aan de inkoop van zorg bij door het zorgkantoor gecontracteerde zorgverleners, zal het zorgkantoor het pgb weigeren.” (Stcrt. 2012, 26638, blz. 12/13).
4.2.
Ten tijde van de aanvraag heeft appellante expliciet verklaard dat zij zich niet heeft georiënteerd op enige zorgaanbieder en in de bezwaarfase heeft zij volstaan met het overleggen van contactgegevens van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Zij heeft zich blijkens de overgelegde bescheiden en gegevens kennelijk niet, dan wel onvoldoende, georiënteerd op het gecontracteerde zorgaanbod. Het Zorgkantoor was dan ook gehouden de verlening van een pgb aan appellante te weigeren. Het feit dat appellante op voorhand heeft verklaard geen gebruik te maken van gecontracteerd zorgaanbod is geen reden de bepaling van de Rsa buiten toepassing te laten.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2015.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) D. van Wijk

UM