ECLI:NL:CRVB:2015:4663

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
14/2249 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens ontbrekende gronden en onjuiste faxverzending

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 24 december 2012, waarbij een loonsanctie was opgelegd aan de werkgever van appellante. Appellante had op 19 maart 2013 gronden van bezwaar per fax ingediend, maar deze fax was niet naar het juiste faxnummer van de afdeling Bezwaar en Beroep van het Uwv verzonden. In plaats daarvan was de fax verzonden naar een ander faxnummer van de afdeling PPS AG, waar geen ontvangstregistratie van werd bijgehouden. Het Uwv ontkende de ontvangst van de fax en verklaarde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat de gronden ontbraken.

De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat de fax naar een Uwv-nummer was verzonden. De Raad overwoog dat het indienen van gronden per fax een toelaatbare wijze van verzending is, maar dat de risico's voor de verzender zijn. Aangezien appellante niet kon aantonen dat de fax daadwerkelijk was ontvangen door de juiste afdeling, werd het hoger beroep afgewezen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard omdat de gronden ontbraken en de fax niet naar het juiste nummer was verzonden.

Uitspraak

14/2249 WIA
Datum uitspraak: 14 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 maart 2014, 13/2214 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2015. Voor appellante is verschenen mr. J.M. Niemer, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. F.A. Steeman.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 24 december 2012 is de aan appellantes werkgever opgelegde loonsanctie bekort tot 18 december 2012. Appellante heeft bij brief van gelijke datum een afschrift van dat besluit ontvangen. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 27 maart 2013 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet de gronden van het bezwaar bevatte.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de gronden van bezwaar bij brief van 19 maart 2013 naar een onjuist faxnummer van het Uwv zijn gestuurd en dat het Uwv heeft ontkend de gronden van bezwaar op dat faxnummer te hebben ontvangen. Het niet slagen van het verzenden van een bericht per telefax komt voor rekening van de gemachtigde van appellante.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat de brief van 19 maart 2013 weliswaar naar een ander faxnummer van het Uwv is verzonden, maar dat het wel een faxnummer van het Uwv betreft zoals dat op internet wordt vermeld. De afdeling van het Uwv waartoe het faxnummer behoorde had de brief van 19 maart 2013 naar de juiste afdeling (bezwaar en beroep) van het Uwv moeten doorsturen. Uit het door appellante overgelegde faxjournaal blijkt dat de brief daadwerkelijk is verzonden, zodat de gronden tijdig bij het Uwv zijn ingediend.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak. Het Uwv heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het niet uiterlijk op 19 maart 2013 een fax van appellante met bezwaargronden heeft ontvangen, zodat van doorzending aan de juiste afdeling geen sprake kon zijn.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar moet bevatten. Artikel 6:6 van de Awb bepaalt dat, indien niet voldaan is aan artikel 6:5, het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
4.2.
Vaststaat dat het bezwaarschrift van 2 februari 2013 niet de gronden van het bezwaar bevat en dat appellante bij brief van 19 februari 2013 in de gelegenheid is gesteld om de gronden van het bezwaar alsnog in te dienen. Daarbij heeft het Uwv een termijn van vier weken gesteld, welke termijn eindigde op 19 maart 2013. In die brief is het faxnummer van de afdeling Bezwaar en Beroep te Amsterdam vermeld.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 4 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD6996) is het indienen van gronden door middel van een faxbericht op zichzelf aan te merken als een toelaatbare wijze van verzending. De aan deze wijze van verzending verbonden risico’s dienen voor rekening van de verzender te komen. Dat brengt mee dat, als door de geadresseerde wordt gesteld dat het verzonden faxbericht niet is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. Indien de verzender de verzending aannemelijk heeft gemaakt, ligt het op de weg van de geadresseerde om de ontvangst van het faxbericht op een niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen.
4.4.
Appellante heeft de verzending van de gronden per fax op 19 maart 2013 aan een nummer behorend bij het Uwv voldoende aannemelijk gemaakt.
4.5.
Vaststaat dat de bewuste fax niet door appellante is verzonden naar het faxnummer van de afdeling Bezwaar en Beroep van het Uwv, maar naar een faxnummer van de afdeling PPS AG op het hoofdkantoor van het Uwv aan de La Guardiaweg te Amsterdam. Het Uwv heeft verklaard dat van het faxnummer van de afdeling PPS AG geen ontvangstregistratie werd en wordt bijgehouden. Dit is niet noodzakelijk omdat het faxnummer niet veelvuldig wordt gebruikt. Dit komt de Raad aannemelijk voor. Ook uit navraag door het Uwv bij telefoonbeheerder British Telecom blijkt dat ten aanzien van het faxnummer van de afdeling PPS AG de inkomende en uitgaande faxen van medio 19 maart 2013 niet meer te achterhalen zijn. Nu het Uwv ook niet anderszins heeft kunnen vaststellen dat er op 19 maart 2013 bij zijn organisatie een fax van appellante is ontvangen, heeft het Uwv op niet ongeloofwaardige wijze ontkend dat het het faxbericht van 19 maart 2013 heeft ontvangen.
4.6.
In aanmerking wordt genomen dat de ontvangstbevestiging van 6 februari 2013 van het bezwaarschrift en de brief van 19 februari 2013 in de kop het faxnummer van de afdeling Bezwaar en Beroep vermelden. Namens appellante is een uitdraai van Google verstrekt, waarop een aantal websites staat die een ander faxnummer van het Uwv - overigens niet van de afdeling Bezwaar en Beroep - vermelden dan het door het Uwv op de brieven van
6 februari 2013 en 19 februari 2013 vermelde faxnummer. Dit zijn echter geen websites van het Uwv zelf en de informatie op die websites kan het Uwv niet worden tegengeworpen.
4.7.
Gezien hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.6 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.H. Banda, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2015.
(getekend) P.H. Banda
(getekend) I. Mehagnoul

AP