ECLI:NL:CRVB:2015:4690
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische onderbouwing van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1998 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft in 2013 aangegeven dat zijn gezondheid is verslechterd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft geweigerd de uitkering te herzien. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 14 december 2015 behandeld. Appellant, bijgestaan door zijn advocaat, heeft aangevoerd dat de medische beoordeling van het Uwv ontoereikend was, omdat belangrijke medische gegevens niet waren meegenomen in de beoordeling. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rapporten van de verzekeringsarts zorgvuldig zijn opgesteld en dat het Uwv zijn besluiten op deze rapporten mag baseren. De Raad heeft vastgesteld dat de beperkingen van appellant goed zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien de aangevochten uitspraak terecht was. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.