ECLI:NL:CRVB:2015:4691

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
13/2413 WIA-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de weigering van een WIA-uitkering en de beoordeling van medische beperkingen

Op 14 december 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep een tussenuitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had een WIA-uitkering aangevraagd na uitval uit haar werk als schoonmaakster in 2010, maar het Uwv had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij meer waarde hechtte aan het rapport van de door het Uwv ingeschakelde psychiater J.T. Hondema dan aan het rapport van de psychiater L. Timmerman, die door appellante was ingeschakeld.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de deskundige, psychiater dr. P. Naarding, in zijn rapport van 13 augustus 2015 concludeerde dat appellante lijdt aan een depressieve stoornis en dat haar beperkingen zijn onderschat. De Raad heeft het Uwv opgedragen om een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op te stellen, rekening houdend met de door de deskundige genoemde beperkingen, en zo nodig een arbeidskundig onderzoek te laten plaatsvinden. De Raad heeft het Uwv zes weken de tijd gegeven om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van onafhankelijke deskundigen in het proces. De Raad volgt doorgaans het oordeel van een onafhankelijke deskundige als deze zijn conclusies goed onderbouwt. In dit geval was er voldoende aanleiding om te concluderen dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, wat leidde tot de opdracht aan het Uwv om het besluit te herzien.

Uitspraak

13/2413 WIA-T
Datum uitspraak: 14 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
12 april 2013, 12/1971 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante is door mr. A.F. van den Berg, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2014. Appellante en haar gemachtigde zijn - met schriftelijke kennisgeving - niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. ten Brinke.
Na sluiting van het onderzoek is gebleken dat dit niet volledig is geweest. Om die reden is het onderzoek heropend.
Vervolgens heeft de Raad een onafhankelijk deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek. Deze deskundige, psychiater dr. P. Naarding, heeft bij rapport van 13 augustus 2015 schriftelijk verslag van het onderzoek uitgebracht.
Het Uwv heeft zijn zienswijze op het deskundigenrapport ingezonden. Het Uwv heeft dit gedaan door overlegging van een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
4 september 2015.
Desgevraagd heeft de deskundige Naarding bij brief van 19 oktober 2015 gereageerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Partijen hebben vervolgens nog een reactie ingezonden.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante is op 27 mei 2010 uitgevallen voor haar werkzaamheden van schoonmaakster voor gemiddeld 11,35 uur per week. Daarnaast heeft zij zich per die datum vanuit de situatie dat zij een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontving ziek gemeld in verband met buikklachten. Nadien manifesteerden zich schildklierproblematiek en psychische klachten. Op 16 februari 2012 heeft zij een aanvraag ingediend voor een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2. Bij besluit van 19 april 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA is ontstaan, omdat zij met ingang van 24 mei 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 22 augustus 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de beschikbare medische rapporten aanleiding gezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep te volgen en meer waarde te hechten aan het expertiserapport van de door het Uwv ingeschakelde psychiater
J.T. Hondema dan aan het door appellante in bezwaar ingebrachte expertiserapport van psychiater L. Timmerman. Naar het oordeel van de rechtbank heeft psychiater Hondema zijn conclusie beter onderbouwd. De rechtbank heeft het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig geacht en geen aanleiding gezien een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen. Voorts heeft de rechtbank geen grond gezien voor het oordeel dat appellante de voor haar geselecteerde functies in medisch opzicht dan wel vanwege haar analfabetisme niet zou kunnen verrichten.
3.1. In hoger beroep heeft appellante, onder verwijzing naar de gronden van bezwaar en beroep, aangevoerd dat zij als gevolg van psychische klachten meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Naar de mening van appellante heeft de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom meer waarde gehecht dient te worden aan het expertiserapport van Hondema dan aan het rapport van Timmerman. Naar de mening van appellante heeft de rechtbank, nu het hier gaat om rapporten van medici van gelijke orde die eenzelfde soort onderzoek hebben gedaan, ten onrechte nagelaten een onafhankelijke deskundige in te schakelen om van advies te dienen. Voorts heeft appellante aangevoerd dat bij het selecteren van functies onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat zij analfabete is, zowel voor het Nederlands als voor het Turks.
3.2. Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Gelet op de standpunten van partijen en de voorhanden expertiserapporten, waaruit verschil van inzicht blijkt over de psychische klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen op 24 mei 2012 (datum in geding), is aanleiding gezien psychiater Naarding, als deskundige te benoemen en hem te verzoeken appellante te onderzoeken en rapport uit te brengen.
4.2. In zijn rapport van 13 augustus 2015 heeft de deskundige geconcludeerd dat appellante zowel op de onderzoeksdatum als op 24 mei 2012 lijdt aan een depressieve stoornis. De deskundige kan zich niet verenigen met de vastgestelde beperkingen, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 27 maart 2012. De deskundige heeft toegelicht dat appellante tevens beperkingen heeft voor het verdelen en vasthouden van de aandacht, herinneren, inzicht in eigen kunnen, zelfstandig handelen en handelingstempo. Daarnaast heeft de deskundige bij appellante beperkingen aanwezig geacht op het gebied van sociaal functioneren en werktijden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van
4 september 2015 gemotiveerd gereageerd op het rapport van de deskundige Naarding. In zijn reactie van 19 oktober 2015 heeft de deskundige Naarding toegelicht dat het niet ongebruikelijk is dat een depressieve stoornis ontstaat als reactie op een of meerdere ingrijpende levensgebeurtenissen. In dat licht bezien heeft de deskundige het verklaarbaar geacht dat de klachten van appellante aanvankelijk geduid zijn als aanpassingsstoornis en later, gezien het beloop, toch blijken te passen bij een depressieve stoornis. Verder heeft de deskundige gesteld dat bij de relatieve onbetrouwbaarheid van het onderzoek cultuurgebonden factoren een rol spelen. Om die reden is de deskundige niet alleen uitgegaan van de door appellante verstrekte informatie, maar heeft hij ook de voor hem objectiveerbare symptomen, waaronder het verminderde concentratievermogen en de beperkte psychomotoriek, meegenomen bij het trekken van de conclusie. Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft de deskundige geen aanleiding om zijn eerder getrokken conclusie te wijzigen.
4.3. Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het deskundigenrapport en de daarop nader gegeven toelichting geven blijk van een zorgvuldig onderzoek en zijn inzichtelijk en consistent. Dat het rapport afwijkt van de opvatting van een andere, door één der partijen geraadpleegde, deskundige is op zichzelf niet voldoende om tot een ander oordeel te komen. Ook overigens geven de bezwaren van het Uwv tegen het rapport daartoe onvoldoende aanleiding. Daarbij is in aanmerking genomen dat de deskundige naast eigen onderzoek eveneens tal van andere medische en psychologische gegevens in de beschouwing heeft betrokken en op basis daarvan heeft geconcludeerd dat de beperkingen van appellante zijn onderschat.
4.4. Uit hetgeen in 4.3 is overwogen, vloeit voort dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd aangezien appellante meer beperkt moet worden geacht dan door het Uwv is aangenomen. Daarom wordt aanleiding gezien met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv op te dragen dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het Uwv zal, met inachtneming van de door de deskundige genoemde beperkingen, een nieuwe FML moeten laten opmaken en zo nodig op basis daarvan arbeidskundig onderzoek moeten laten plaatsvinden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het hiervoor aangegeven gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2015.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) I. Mehagnoul

NK