ECLI:NL:CRVB:2015:4822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 15 april 1994 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uwv heeft in 2012 een heronderzoek uitgevoerd naar de gezondheidstoestand van appellant, waarbij een psychiatrisch onderzoek is verricht door psychiater J.H.M. van Laarhoven. Op basis van de bevindingen van de verzekeringsarts heeft het Uwv besloten om de WAO-uitkering van appellant per 24 maart 2013 te herzien, omdat appellant voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv.
De rechtbank Gelderland heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren dat de beperkingen van appellant waren onderschat. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek is gebaseerd op vooringenomenheid en dat zijn lichamelijke klachten onvoldoende zijn meegewogen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat de beperkingen van appellant adequaat zijn beoordeeld.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep als herhalingen van eerdere gronden beschouwd en heeft geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de betrokken verzekeringsartsen. De Raad heeft de geschiktheid van de geselecteerde functies voor appellant bevestigd en het hoger beroep afgewezen. De uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van griffier H.J. Dekker, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2015.