ECLI:NL:CRVB:2015:4846
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- J.R. van Ravenstein
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar AOW-premie schuldig nalatig
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant met betrekking tot de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de schuldig nalatigheid van de appellant in de jaren 1998 tot en met 2001. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank niet gevolgd kan worden in haar oordeel dat de schuldige nalatigheid buiten de omvang van het geding valt. Het toekenningsbesluit van 21 maart 2014 wordt als een één en ondeelbaar besluit beschouwd, wat betekent dat de rechtbank ten onrechte geen oordeel heeft gegeven over de schuldige nalatigheid over de jaren 1998 tot en met 2001. De Raad oordeelt dat de besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) aan appellant zijn toegezonden en dat de appellant deze niet heeft afgehaald, waardoor de besluiten rechtens onaantastbaar zijn geworden.
De appellant had bezwaar gemaakt tegen de korting op zijn AOW-pensioen vanwege schuldige nalatigheid, maar de rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. De Raad bevestigt dat de Svb de besluiten correct heeft bekendgemaakt en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak 1 en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 ongegrond, terwijl de aangevallen uitspraak 2 wordt bevestigd. De Svb wordt veroordeeld in de proceskosten van de appellant in hoger beroep.
De uitspraak is gedaan op 18 december 2015 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter T.L. de Vries en griffier J.R. van Ravenstein aanwezig waren. De Raad concludeert dat de appellant niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten van de Svb, waardoor deze besluiten onaantastbaar zijn geworden en de korting op het AOW-pensioen terecht is toegepast.