ECLI:NL:CRVB:2015:4891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake oplegging van een maatregel wegens ongeoorloofde afwezigheid en niet-nakomen van re-integratieverplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een maatregel werd opgelegd in de vorm van een korting van 37,5% op de uitkering van appellant wegens ongeoorloofde afwezigheid. Appellant, geboren op 9 februari 1991, had recht op een uitkering op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Na een aantal meldingen van ongeoorloofde afwezigheid door zijn jobcoach, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de uitkering van appellant verlaagd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat het Uwv voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellant de verplichtingen uit het re-integratieplan niet is nagekomen. Appellant heeft aangevoerd dat hij door zijn verstandelijke beperking en traumaproblematiek niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn gedrag. De Raad heeft echter geconcludeerd dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de maatregel van 37,5% van de inkomensondersteuning over de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 augustus 2013 terecht is opgelegd.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze is aangevochten en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, begroot op € 980,-, en moet het Uwv het betaalde griffierecht van € 122,- aan appellant vergoeden.