ECLI:NL:CRVB:2015:4892

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
29 december 2015
Zaaknummer
14/3466 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die als medisch typiste werkzaam was, had zich op 23 februari 2010 ziek gemeld vanwege klachten aan haar rechterhand, -schouder en onderrug. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante met ingang van 21 februari 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht op een WIA-uitkering had. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Appellante ging vervolgens in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 27 november 2015 heeft appellante aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en beperkingen, en dat de functie van schadecorrespondent niet passend is vanwege de vereiste telefonische werkzaamheden. Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben alle relevante medische informatie meegewogen en de beperkingen van appellante adequaat in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen.

De Raad heeft geconcludeerd dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

14/3466 WIA
Datum uitspraak: 18 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 mei 2014, 12/5668 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. C.C.A. Stallen, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.A. Blind.

OVERWEGINGEN

1. Appellante was laatstelijk werkzaam als medisch typiste. Voor dit werk heeft zij zich op
23 februari 2010 ziek gemeld vanwege klachten van haar rechterhand, -schouder en onderrug. Bij besluit van 26 januari 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontstaat omdat zij met ingang van 21 februari 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is, na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, bij besluit van 26 september 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Voorts heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld de proceskosten van appellante en het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en beperkingen. Ten onrechte is geen urenbeperking opgenomen in de FML. Ter zitting is namens appellante aangevoerd dat de functie schadecorrespondent (SBC-code 516080) niet passend is voor appellante, omdat de werkzaamheden in deze functie voor 90% uit telefoneren bestaan. Omdat deze werkzaamheden vaak gepaard gaan met gebruikmaking van het toetsenbord, is deze functie niet geschikt.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. Het oordeel van de Raad.
4.1.
Appellante komt uitsluitend in hoger beroep voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten.
4.2.
Op grond van artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen. Dit voorschrift beoogt onder meer de wederpartij te beschermen tegen ontijdig aan het dossier toegevoegde stukken waarop die partij niet is voorbereid en waarop niet adequaat kan worden gereageerd. Omdat het Uwv niet heeft kunnen reageren op de nadere stukken van medische aard die door de Raad zijn ontvangen op 25 november 2015 worden deze stukken, zoals ter zitting besproken, buiten beschouwing gelaten. Namens appellante is ter zitting gewezen op het bestaan van de stukken en is de inhoud weergegeven. Aangezien de stukken van de huisarts van 5 augustus 2014 en
5 september 2014 geen betrekking hebben op de medische situatie van appellante op
21 februari 2012, wordt geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen om het Uwv in staat te stellen op deze stukken te reageren.
4.3.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen aanleiding bestaat de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben appellante onderzocht en hebben alle beschikbare medische informatie van de behandelend sector meegewogen bij hun beoordeling. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft vermeld dat appellante lijdt aan een congenitaal defect van de bovenste extremiteiten rechts met een scapula alata, een kortere rechterarm, een beperkte dorsaal- en palmairflexie van de rechterhand en een verminderde spierkracht van de rechterhand, -arm en -schouder. Hiervoor heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vermeld dat appellante lijdt aan een gecompliceerde verstoring van de gehele tendomyogene keten vanaf parascapulair tot de vingers rechts. Ook heeft appellante een lichte aanpassingsstoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meer beperkingen opgenomen in de FML, waaronder een lichte urenbeperking ter preventie van fysieke overbelasting. Geen aanleiding bestaat deze inzichtelijk en deugdelijk gemotiveerde conclusies van de verzekeringsartsen voor onjuist te houden.
4.4.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant, gelet op de aan deze functies verbonden belastende aspecten. Deze geschiktheid is met het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 26 september 2012 voldoende verifieerbaar en inzichtelijk toegelicht. Uit het Resultaat functiebeoordeling van de functie schadecorrespondent (SBC-code 516080) blijkt dat gedurende niet meer dan ongeveer drie uren vijfmaal ongeveer vijf minuten achtereen een toetsenbord wordt bediend. Hierbij heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opgemerkt dat het bedienen van het toetsenbord naar eigen inzicht onderbroken kan worden. De grond dat appellante in deze functie 90% van de werkdag een toetsenbord moet bedienen, slaagt daarom niet.
4.5.
Uit 4.3 en 4.4 volgt dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd voor zover aangevochten.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2015.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) V. van Rij

UM