ECLI:NL:CRVB:2015:4894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-uitkering en maatmaninkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die sinds 18 augustus 2002 een WAO-uitkering ontvangt, heeft in eerste aanleg betwist dat het Uwv van een juist maatmaninkomen is uitgegaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Uwv de maatman en het maatmaninkomen correct heeft vastgesteld en heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de vaststelling van haar maatmaninkomen op onjuiste informatie is gebaseerd, wat zou leiden tot een te lage WAO-uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de rechtbank in haar uitspraak heeft miskend dat appellante in haar beroepschrift en ter zitting geen beroepsgronden heeft aangevoerd tegen het bestreden besluit met betrekking tot de besluiten 1, 2, 3 en 5. De Raad heeft de beroepsgronden van appellante met betrekking tot deze besluiten beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht het bezwaar tegen besluiten 1 en 5 niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad heeft de vaststelling van het maatmaninkomen door het Uwv bevestigd en het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard, met uitzondering van de vernietiging van de aangevallen uitspraak voor zover deze geen oordeel gaf over de beroepsgronden tegen het bestreden besluit.
De Raad heeft bepaald dat het Uwv het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 162,- vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.