ECLI:NL:CRVB:2015:4895
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J. Riphagen
- H.A.A.G. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid voor geselecteerde functies in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellante, die zich arbeidsongeschikt had gemeld na zwangerschapsklachten en andere medische aandoeningen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland bevestigd, waarin het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv gegrond was verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. De mate van arbeidsongeschiktheid van appellante was vastgesteld op 62,22%.
Appellante heeft aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische en fysieke klachten, waaronder concentratieproblemen, eczeemklachten en frequente aandrang door een ernstige baarmoederverzakking. De Raad heeft echter geoordeeld dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voldoende rekening houdt met haar beperkingen en dat er geen noodzaak is voor extra voorwaarden in de FML, zoals een toilet dichtbij de werkplek. De verzekeringsarts van het Uwv heeft overtuigend gemotiveerd dat er adequate incontinentiematerialen beschikbaar zijn en dat appellante in staat is om met de gebruikelijke pauzes vier uur per dag te werken.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet ernstig incontinent is en dat haar situatie niet vergelijkbaar is met die in een eerdere uitspraak van de Raad. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend zijn. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd voor zover deze is aangevochten.