ECLI:NL:CRVB:2015:525
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- S. Aaliouli
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en beoordeling van de Functionele Mogelijkhedenlijst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WIA-uitkering te weigeren. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 november 2011, waarin het Uwv vaststelde dat zij met ingang van 24 oktober 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen redenen waren om het medisch oordeel te betwijfelen.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar dystrofische klachten waren onderschat en dat zij daardoor niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen. Het Uwv verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. De Raad oordeelde dat de gronden van het hoger beroep een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de beschikbare gedingstukken geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en de rol van de verzekeringsartsen in de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat appellante, uitgaande van de FML, in staat moest worden geacht de aan haar voorgehouden functies te vervullen, ondanks haar klachten.