ECLI:NL:CRVB:2015:631
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.H. Bel
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van teruggevorderd bedrag bijstand op grond van de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellant had verzocht om herziening van een eerder besluit waarbij een terugvordering van bijstandsuitkeringen over de periode van 9 oktober 2007 tot en met 31 mei 2011 was opgelegd. Het college had vastgesteld dat appellant geen juiste opgave had gedaan van zijn inkomsten uit arbeid, wat leidde tot een terugvordering van € 49.236,14. Appellant stelde dat de stukken van de Belastingdienst, die hij had overgelegd, nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die aanleiding gaven tot herziening van het besluit.
De Raad oordeelde dat de door appellant overgelegde stukken niet konden worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of omstandigheden. De Raad benadrukte dat nieuw gebleken feiten alleen kunnen worden erkend als deze na het eerdere besluit zijn voorgevallen of als ze niet eerder konden worden aangevoerd. Appellant had niet aangetoond dat hij niet in staat was om zijn administratie eerder te overleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter en W.H. Bel en C.H. Rombouts als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2015.