Uitspraak
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 13 november 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), waarbij hij aangaf dakloos te zijn. De gemeente Amsterdam heeft een onderzoek ingesteld naar zijn woon- en verblijfsituatie, waarbij handhavingsmedewerkers op verschillende locaties hebben geprobeerd appellant te vinden. Appellant werd echter slechts eenmaal aangetroffen op 4 december 2012, wat leidde tot de conclusie dat hij niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn verblijfplaatsen.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond. In hoger beroep stelde appellant dat het onderzoek niet als maatwerk kon worden aangemerkt, omdat de handhavingsmedewerkers geen contact met hem hadden opgenomen na het niet aantreffen op de opgegeven locaties. De Raad oordeelde echter dat het college voldoende maatwerk had geleverd en dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het verstrekken van duidelijke informatie over zijn verblijf.
De Raad concludeerde dat appellant niet voldeed aan de inlichtingen- en medewerkingsverplichting, wat een grond voor afwijzing van de bijstandsaanvraag vormt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 maart 2015.