ECLI:NL:CRVB:2015:770
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op Ziektewet-uitkering na zwangerschapsklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als productiemedewerker in een rozenkwekerij werkte, was sinds 1 maart 2011 uitgevallen door letsel aan haar achillespees en nierklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante per 26 februari 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en had haar geen recht op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend.
Appellante meldde zich op 19 augustus 2013 ziek met zwangerschapsklachten en verergering van haar eerdere klachten. Na onderzoek door een verzekeringsarts concludeerde het Uwv dat appellante, ondanks haar klachten, geschikt was voor de functie van wikkelaar. Het Uwv weigerde haar een Ziektewet-uitkering toe te kennen, wat appellante aanvocht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante per 19 augustus 2013 niet ongeschikt was voor haar arbeid. De Raad benadrukte dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat er geen medische redenen waren om aan de geschiktheid van appellante voor de functie van wikkelaar te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.