ECLI:NL:CRVB:2015:829
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening indicatie voor AWBZ-zorg en de gevolgen van een overgangstermijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de indicatie voor AWBZ-zorg van appellant. Appellant had eerder een indicatie gekregen voor Begeleiding Individueel (BI) van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), maar deze indicatie werd door CIZ herzien en beëindigd. Appellant heeft in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in de eerdere procedure bij de rechtbank, die zijn beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die aan dat oordeel ten grondslag lagen onderschreven. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om AWBZ-zorg te indiceren voordat de behandeling in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) was aangevangen. De Raad benadrukte dat een bestuursorgaan een gemaakte fout in beginsel mag herstellen, mits dit niet in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In dit geval was de overgangstermijn van zes weken die CIZ had gehanteerd niet onredelijk, gezien de geringe indicatie van appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.