ECLI:NL:CRVB:2015:899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheid van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 maart 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar WGA-vervolguitkering. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de mate van arbeidsongeschiktheid die door het Uwv was vastgesteld op 45 tot 55%. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden deze mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld en dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsarts in twijfel te trekken. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Appellante had aangevoerd dat haar bezwaar niet volledig was behandeld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische situatie. De Raad concludeerde echter dat appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunten naar voren te brengen en dat de medische rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige adequaat waren. De Raad oordeelde dat de door het Uwv geselecteerde functies medisch passend waren en dat appellante voldeed aan de diploma-eisen voor de functie van verkoper groothandel. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.