ECLI:NL:CRVB:2015:910

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2015
Publicatiedatum
26 maart 2015
Zaaknummer
13-584 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gewijzigde beslissing op bezwaar en proceskostenvergoeding

Op 26 maart 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/584 AW. Deze uitspraak volgde ter uitvoering van een eerdere tussenuitspraak (ECLI:NL:2014:2918) waarbij de commandant een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. Appellante heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken. De Raad heeft de commandant veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De proceskosten zijn begroot op € 999,-, bestaande uit € 980,- voor verleende rechtsbijstand en € 19,- aan reiskosten. Het verzoek om verletkosten is afgewezen, omdat dit onvoldoende onderbouwd was. De Raad heeft appellante erop gewezen dat zij zich kan wenden tot de commandant voor vergoeding van het door haar betaalde griffierecht in hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

13/584 AW
Datum uitspraak: 26 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in
verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
19 december 2012, 12/5241 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Commandant Commando Dienstencentra (commandant)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 4 september 2014 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:2014:2918.
De commandant heeft op 28 oktober 2014 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 11 november 2014 heeft mr. D. van Zoelen namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de commandant te veroordelen in de proceskosten.
De commandant heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat de commandant met de gewijzigde beslissing op bezwaar, onder toekenning van proceskosten in bezwaar en beroep, aan haar bezwaren tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding om de commandant te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 980,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep en € 19,- aan reiskosten, in totaal € 999,-. Geen ruimte bestaat voor inwilliging van het verzoek om verletkosten. Dit verzoek is onvoldoende onderbouwd. Dat een dergelijke onderbouwing is vereist, is uitdrukkelijk vermeld op het formulier proceskosten.
Ter voorlichting van appellante wijst de Raad erop dat zij zich op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:41, zevende lid, van de Awb tot de commandant kan wenden met het verzoek om vergoeding van het door haar betaalde griffierecht in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de commandant in de kosten van appellant tot een
bedrag van € 999,-.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2015.
(get.) C.H. Bangma
(get.) P.A.M. Hulsdouw

IJ