ECLI:NL:CRVB:2015:982
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
WIA-uitkering aanvraag en niet-ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellante voor een WIA-uitkering, die door het Uwv niet tijdig is behandeld. Appellante had eerder een WAO-uitkering ontvangen en heeft op 18 april 2012 een wijzigingsformulier ingediend, waarin zij aangaf dat zij naast een herbeoordeling van haar WAO-uitkering ook een WIA-uitkering wilde aanvragen. Het Uwv heeft deze aanvraag echter niet als zodanig opgevat en heeft de aanvraag om een WIA-uitkering niet tijdig behandeld. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het niet tijdig beslissen door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij van mening was dat het Uwv tijdig had beslist op de aanvraag. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het Uwv tijdig op de aanvraag heeft beslist. De Raad stelt vast dat appellante met haar inzending van 18 april 2012 wel degelijk een aanvraag om een WIA-uitkering heeft gedaan. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag om een WIA-uitkering gegrond. De Raad stelt de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 1.060,- en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.470,-. De uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 maart 2015.