ECLI:NL:CRVB:2016:1048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van autohandel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almelo ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving vanaf 22 december 2009 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een bestandsvergelijking is een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellant, waarbij bleek dat er in de periode van maart 2013 tot en met november 2013 34 kentekens op naam van appellant geregistreerd stonden. Appellant verklaarde dat hij deze voertuigen voor vrienden en kennissen op zijn naam had staan, maar kon geen aankoop- of betalingsbewijzen overleggen. Het college heeft vervolgens de bijstand over bepaalde periodes ingetrokken en een bedrag van € 9.255,95 teruggevorderd, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slechts vriendendiensten heeft verleend en dat hij de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad bevestigt dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat er relevante transacties hebben plaatsgevonden die van invloed zijn op het recht op bijstand. Aangezien appellant geen administratie of boekhouding heeft bijgehouden, kan niet worden vastgesteld of hij recht heeft op bijstand. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.