ECLI:NL:CRVB:2016:1058
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand op basis van inkomsten uit arbeid en de vaststelling van de bijstandsperiode
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van een gemeente. Appellanten ontvingen bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en hebben in de periode van maart 2012 tot en met september 2012 inkomsten uit arbeid gegenereerd. Het college heeft de bijstand met ingang van 20 augustus 2012 ingetrokken, omdat er geen recht op bijstand meer zou zijn. In een besluit van 14 maart 2013 heeft het college de gemaakte kosten van bijstand over de maand september 2012 teruggevorderd, omdat appellanten volgens het college geen recht op bijstand hadden in die maand. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep zijn gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat de bijstand over september 2012 niet rechtmatig was. Appellanten voerden aan dat de betaling van een bedrag van € 920,08 betrekking had op de bijstand over augustus 2012, maar de Raad oordeelde dat de uitleg van appellanten niet werd ondersteund door de overgelegde stukken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.