ECLI:NL:CRVB:2016:1292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 8 juli 2014 het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, geboren in 1995, heeft als gevolg van een val tijdens het skiën in 2008 heupklachten en heeft op 29 april 2013 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag op 25 juni 2013 afgewezen, gebaseerd op een medische beoordeling die concludeerde dat appellant beperkingen heeft door coxarthrose aan de rechter heup, maar dat hij nog steeds in staat is om meer dan 75% van zijn maatmaninkomen te verdienen.
Na bezwaar van appellant heeft het Uwv de Functionele Mogelijkhedenlijst aangepast, maar bleef bij de conclusie dat appellant geschikt is voor bepaalde functies. De rechtbank heeft in haar uitspraak de conclusies van de verzekeringsartsen onderschreven en het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat en verzocht om de benoeming van een deskundige. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling de argumenten van appellant herhaaldelijk besproken en geconcludeerd dat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die tot een ander oordeel zouden leiden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit op een juiste medische en arbeidskundige grondslag berust. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, met R.I. Troelstra als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 april 2016.