ECLI:NL:CRVB:2016:1308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende financiële duidelijkheid
In deze zaak heeft appellant, na een melding op 3 mei 2013, op 14 mei 2013 een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo heeft de aanvraag op 7 juni 2013 buiten behandeling gesteld, wat na bezwaar op 1 oktober 2013 is gehandhaafd. De rechtbank Overijssel heeft in een eerdere uitspraak op 16 april 2014 het beroep van appellant gegrond verklaard en het college opgedragen om inhoudelijk op de aanvraag te beslissen. Na verzoeken om aanvullende informatie van het college heeft appellant op 18 juli 2014 gereageerd, maar het college heeft de aanvraag op 9 september 2014 alsnog afgewezen, omdat appellant onvoldoende gegevens had verstrekt over zijn financiële situatie en woonomstandigheden.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. Appellant heeft niet voldoende duidelijkheid verschaft over zijn financiële situatie, met name over een ING-bankrekening die hij niet had gemeld. De Raad concludeert dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen bankafschriften van deze rekening over te leggen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of appellant in de periode van 3 mei 2013 tot 26 september 2013 in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 april 2016.