ECLI:NL:CRVB:2016:1373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.T. de Kwaasteniet
- J.W.L. van der Loo
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor WIA-functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die tot 30 april 2010 als houtmachinemedewerker werkte. Na zijn ziekmelding op 27 september 2010 ontving hij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat appellant per 24 september 2012 niet meer recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant werd geschikt geacht voor verschillende functies, waaronder magazijnmedewerker en productiemedewerker.
Appellant meldde zich opnieuw ziek op 7 januari 2014 en werd op 4 april 2014 door een verzekeringsarts geschikt bevonden voor ten minste één van de functies die in het kader van de WIA-beoordeling waren geselecteerd. Het Uwv beëindigde zijn ziekengeld per 25 april 2014, wat appellant bestreed. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, omdat er geen reden was om het medisch onderzoek onvolledig te achten. Appellant stelde dat zijn psychische klachten niet goed waren ingeschat en vroeg om een onafhankelijke deskundige.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat appellant geschikt was voor ten minste één van de functies. De Raad wees het verzoek om een deskundige af, omdat er geen aanwijzingen waren dat er in april 2014 sprake was van ernstige psychische beperkingen die niet waren meegewogen. De uitspraak werd gedaan op 13 april 2016.