ECLI:NL:CRVB:2016:1380
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.T. de Kwaasteniet
- J.W.L. van der Loo
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en objectieve beoordeling door verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die zich op 14 februari 2014 ziek meldde met psychische en lichamelijke klachten. Appellante was werkzaam als klassenassistent en had op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 11 april 2014, werd appellante geschikt geacht voor haar laatst verrichte arbeid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot op 17 april 2014 dat appellante geen recht meer had op ziekengeld, wat door appellante werd bestreden. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er geen objectieve beoordeling had plaatsgevonden. Ze voegde medische stukken toe, waaronder een brief van haar reumatoloog, die aangaf dat haar klachten het meest passend waren bij fibromyalgie. De rechtbank had deze informatie echter niet in haar beoordeling betrokken. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen aanleiding was om het medisch oordeel van de verzekeringsarts in twijfel te trekken. De klachten van appellante waren bekend en er was voldoende rekening gehouden met haar situatie.
De Raad concludeerde dat het verzoek van appellante om een onafhankelijke deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat de onderbouwing van het bestreden besluit overtuigend was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan objectiviteit van de verzekeringsarts. De uitspraak werd gedaan door A.T. de Kwaasteniet als voorzitter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier, op 13 april 2016.