ECLI:NL:CRVB:2016:1383
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor functies in het kader van WIA-beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die zich op 23 december 2008 ziek meldde terwijl zij als begeleidster in een woonvorm voor ouderen werkte. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellante per 22 december 2010 geen recht meer had op een uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsartsen concludeerden dat appellante met haar beperkingen in staat was om verschillende functies te vervullen, waaronder die van keukenverkoper en telefonist/receptionist.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door haar klachten niet in staat is om de maatgevende functies uit te oefenen en heeft verzocht om de benoeming van een deskundige. Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige in te schakelen, aangezien de informatie van de behandelend artsen van appellante al in de beoordeling was betrokken.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 13 april 2016, waarbij de rechtbank de eerdere uitspraak heeft bevestigd en geen proceskostenveroordeling heeft opgelegd.