ECLI:NL:CRVB:2016:151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- G. van Zeben-de Vries
- L. Koper
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de loongerelateerde WGA-uitkering en de vastgestelde arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die als financieel manager werkzaam was, had zich op 15 maart 2011 ziek gemeld vanwege psychische klachten en ontving een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 46,76%.
Na een bestreden besluit van het Uwv, waarin het bezwaar van appellant ongegrond werd verklaard, heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn klachten en dat de rechtbank het rapport van de verzekeringsarts Offermans niet voldoende had gewogen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze een herhaling waren van eerder aangevoerde gronden. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskostenveroordeling.