ECLI:NL:CRVB:2016:1609
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek Wajong-uitkering met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1991, op 3 mei 2013 een aanvraag ingediend voor ondersteuning bij werk en inkomen op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Deze aanvraag werd op 13 juni 2013 gecompleteerd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 2 september 2013 vastgesteld dat appellante met ingang van 3 oktober 2013 recht heeft op arbeidsondersteuning en een Wajong-uitkering. Op 1 september 2014 heeft appellante het Uwv verzocht om haar een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht toe te kennen vanaf 1 oktober 2007, omdat zij toen al arbeidsongeschikt was. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat de Wajong-uitkering niet eerder kan ingaan dan de dag waarop iemand 18 jaar wordt en de uitkering ingaat zestien weken na de aanvraagdatum.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het verzoek van appellante om terug te komen van het besluit van 2 september 2013 geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bevatte. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij in verband met dringende redenen vanaf haar 18e verjaardag in aanmerking moet komen voor een Wajong-uitkering, vanwege een ernstige psychische stoornis.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het verzoek van appellante om een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht aan te vragen, moet worden aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een andere beslissing. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv al op de hoogte was van de psychische gezondheidstoestand van appellante bij het nemen van het eerdere besluit. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.