ECLI:NL:CRVB:2016:1609

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
15/1384 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek Wajong-uitkering met terugwerkende kracht

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1991, op 3 mei 2013 een aanvraag ingediend voor ondersteuning bij werk en inkomen op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Deze aanvraag werd op 13 juni 2013 gecompleteerd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 2 september 2013 vastgesteld dat appellante met ingang van 3 oktober 2013 recht heeft op arbeidsondersteuning en een Wajong-uitkering. Op 1 september 2014 heeft appellante het Uwv verzocht om haar een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht toe te kennen vanaf 1 oktober 2007, omdat zij toen al arbeidsongeschikt was. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat de Wajong-uitkering niet eerder kan ingaan dan de dag waarop iemand 18 jaar wordt en de uitkering ingaat zestien weken na de aanvraagdatum.

Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het verzoek van appellante om terug te komen van het besluit van 2 september 2013 geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bevatte. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij in verband met dringende redenen vanaf haar 18e verjaardag in aanmerking moet komen voor een Wajong-uitkering, vanwege een ernstige psychische stoornis.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het verzoek van appellante om een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht aan te vragen, moet worden aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een andere beslissing. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv al op de hoogte was van de psychische gezondheidstoestand van appellante bij het nemen van het eerdere besluit. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/1384 WAJONG
Datum uitspraak: 4 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
16 februari 2015, 14/6612 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. Arabaci, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2016. Appellante en haar gemachtigde zijn met bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. Vermeijden.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren [in] 1991, heeft op 3 mei 2013 ondersteuning bij werk en inkomen op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd. Deze aanvraag heeft zij op 13 juni 2013 gecompleteerd. Bij besluit van
2 september 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van 3 oktober 2013 recht heeft op arbeidsondersteuning en een uitkering op grond van de Wajong.
1.2.
Bij brief van 1 september 2014 heeft appellante het Uwv verzocht om haar een
Wajong-uitkering met terugwerkende kracht met ingang van 1 oktober 2007 toe te kennen omdat zij toen al arbeidsongeschikt was.
1.3.
Bij besluit van 5 september 2014 heeft het Uwv appellante bericht dat niet aan haar verzoek kan worden voldaan, omdat op grond van de Wajong de uitkering niet eerder kan ingaan dan de dag waarop een betrokkene 18 jaar is geworden en de uitkering ingaat zestien weken na datum aanvraag.
1.4.
Het Uwv heeft het bezwaar van appellante tegen dit besluit bij besluit van 12 november 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat het verzoek van appellante van
1 september 2014 een verzoek is om terug te komen van het besluit van 2 september 2013 en dat niet is gebleken van nieuwe feiten en of veranderde omstandigheden. De rechtbank heeft ten overvloede overwogen dat het Uwv, gelet op artikel 2:15, tweede en derde lid, van de Wajong geen grond heeft om de inkomensondersteuning met terugwerkende kracht te laten ingaan per 1 oktober 2007.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij in verband met dringende redenen vanaf de dag dat zij 18 jaar is geworden in aanmerking dient te komen voor een
Wajong-uitkering, omdat zij een ernstige vorm van een psychische stoornis heeft en disfunctioneert op zowel persoonlijk als op sociaal gebied.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op hetgeen in hoger beroep is aangevoerd gaat de Raad ervan uit dat appellante heeft bedoeld te verzoeken om met ingang van de dag dat zij 18 jaar is geworden, 1 juli 2009, in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het verzoek van appellante om haar met ingang van een eerdere datum een Wajong-uitkering toe te kennen aangemerkt dient te worden als een verzoek om – wat betreft de ingangsdatum – terug te komen van het besluit van 2 september 2013. Een bestuursorgaan is in het algemeen bevoegd om een verzoek om terug te komen van een eerder genomen besluit inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen, voor het gedeelte waarvan wordt verzocht om terug te komen. Door het instellen van beroep tegen een besluit hierover kan niet worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst als ware het een oorspronkelijk besluit. Er is alleen plaats voor inhoudelijke toetsing voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Ook als zonder meer duidelijk is dat wat bij het verzoek is aangevoerd niet van belang kan zijn voor het eerdere besluit, is voor inhoudelijke toetsing geen plaats.
4.3.
Ter ondersteuning van haar verzoek van 1 september 2014 heeft appellante aangevoerd dat zij een ernstige vorm van een psychische stoornis heeft. Daargelaten de vraag of de Wajong in dit geval van toepassing zijnde bepalingen van de mogelijkheid bieden om appellante eerder dan de ingangsdatum 3 oktober 2013 een uitkering te kennen, zijn dit geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, omdat het Uwv reeds bekend was met de psychische gezondheidstoestand van appellante bij het nemen van het besluit van
2 september 2013. Voor inhoudelijke toetsing van het bestreden besluit is daarom geen plaats. In hetgeen appellante heeft aangevoerd zijn, geen bijzondere omstandigheden gelegen die in het onderhavige geval aanleiding hadden moeten geven tot een andere beslissing te komen. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016.
(getekend) H. van Leeuwen
(getekend) N. van Rooijen

MO