ECLI:NL:CRVB:2016:1643
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering door het Uwv, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 35,34%. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd gesteld dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medische onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv. Appellant voerde in hoger beroep aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten en rugklachten, en dat de rechtbank de ernst van zijn klachten miskende. Het Uwv verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend had gemotiveerd waarom de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct waren vastgesteld. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.