ECLI:NL:CRVB:2016:1677
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de rechtbank het beroep van de erven van betrokkene tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Betrokkene, die als banketbakker werkte, is op 28 december 2010 uitgevallen door heupklachten na een val. Hij heeft op 28 september 2012 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv heeft vastgesteld dat hij geen recht heeft op deze uitkering omdat hij in staat wordt geacht meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen. Dit besluit is in bezwaar bevestigd, waarbij ook andere aandoeningen zoals COPD en obesitas zijn meegenomen in de beoordeling.
In hoger beroep heeft de erven van betrokkene aangevoerd dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen van het Uwv is aangenomen. Er is geen nieuwe medische onderbouwing ingediend die twijfels oproept aan de juistheid van de medische beoordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en geconcludeerd dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd ook met de aanvullende beperking kunnen worden gehandhaafd. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.