ECLI:NL:CRVB:2016:176
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting wegens voorzienbaarheid verhuizing
Op 19 januari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante, die sinds 15 april 2013 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting na haar verhuizing op 1 november 2013. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden, aangezien de verhuizing voorzienbaar was. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar verhuizing niet voorzienbaar was, omdat haar ouders in het voorjaar van 2013 te horen kregen dat zij moesten verhuizen vanwege de sloop van hun woning. Appellante stelde dat zij niet mee kon verhuizen naar de nieuwe woning van haar ouders, wat haar dwong om plotseling naar een ander adres te verhuizen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante had kunnen voorzien dat zij op een zeker moment het ouderlijk huis zou verlaten en dat zij voor de daarmee samenhangende kosten had kunnen reserveren.
De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en bevestigd dat er geen bijzondere medische of sociale redenen waren die een plotselinge verhuizing noodzakelijk maakten. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.