ECLI:NL:CRVB:2016:202
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens verblijf buiten gemeente en schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante had haar hoofdverblijf opgegeven in de gemeente Dordrecht, maar er waren signalen dat zij veelvuldig buiten deze gemeente pintransacties verrichtte, met name in de gemeente waar haar zieke moeder woont. Naar aanleiding van deze signalen heeft het Drechtstedenbestuur een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante haar hoofdverblijf niet in Dordrecht had, maar voornamelijk bij haar moeder in een andere gemeente. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad concludeert dat appellante in de periode van 11 september 2013 tot 18 september 2013 niet in de gemeente Dordrecht verbleef, maar hoofdzakelijk in de gemeente waar haar moeder woont. De Raad oordeelt dat appellante haar inlichtingenplicht heeft geschonden door niet tijdig te melden dat zij bij haar moeder verbleef. Dit had gevolgen voor haar recht op bijstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.