ECLI:NL:CRVB:2016:2063
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant ontving sinds 13 september 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Echter, vanaf 1 juni 2012 was hij ingeschreven op een uitkeringsadres, maar volgens verklaringen van de verhuurder verbleef hij daar al geruime tijd niet meer. De verhuurder verklaarde dat de appellant de huur per 1 juni 2014 had opgezegd.
Op basis van deze informatie heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 2 februari 2015 de bijstand van de appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 8.021,20 teruggevorderd. Het college stelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij niet meer op het uitkeringsadres woonde. De appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde deze bezwaren ongegrond.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij voldoende bewijs had geleverd dat hij vanaf 1 juni 2014 op een ander adres woonde. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij op dat adres woonachtig was. De Raad bevestigde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden en dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De uitspraak van de voorzieningenrechter werd dan ook bevestigd.