ECLI:NL:CRVB:2016:209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening zelfstandigen op basis van onvoldoende ondernemingsplan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds 18 augustus 2010 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand, had een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Venlo, omdat het college van mening was dat het door appellant op te zetten bedrijf niet levensvatbaar was. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag door het college bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen relevante ervaring had als rijschoolhouder en dat zijn ondernemingsplan niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank had in haar uitspraak de tekortkomingen van het ondernemingsplan als een belemmering voor de levensvatbaarheid van het bedrijf aangemerkt. De appellant voerde aan dat het college de aanvraag onvoldoende had voorbereid en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn aanvraag aan te vullen. De Raad oordeelde echter dat de deskundigen van de gemeente Venlo de appellant al hadden geadviseerd om geen aanvraag in te dienen, en dat de afwijzing van de aanvraag niet onzorgvuldig was.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van de appellant om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor een veroordeling tot schadevergoeding en dat er ook geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.