ECLI:NL:CRVB:2016:212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijstandsuitkering wegens vermogen in onroerend goed boven de grens
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de beëindiging van hun bijstandsuitkering werd bevestigd. Appellanten ontvingen sinds 1 november 1990 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van vermoedens dat zij onroerende zaken in Turkije bezaten, heeft de gemeente Zaanstad een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek, uitgevoerd door het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF), bevestigde dat appellant geregistreerd stond als eigenaar van onroerend goed in Turkije met een waarde van € 117.200,-. Op basis van deze bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad de bijstandsuitkering van appellanten per 1 juni 2013 beëindigd, omdat zij over vermogen beschikten dat boven de vrij te laten grens lag.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat zij feitelijk niet de beschikking hadden over de onroerende zaken, omdat deze op naam van appellant stonden vanwege de rol van zijn vader als vertrouwenspersoon. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de inschrijving in het kadaster voldoende bewijs levert van eigendom, en dat appellanten niet hebben aangetoond dat zij niet over de onroerende zaken konden beschikken. De waarde van de onroerende zaken overschrijdt de voor appellanten geldende vermogensgrens, wat leidt tot de bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellanten af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.