ECLI:NL:CRVB:2016:2192

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
15/965 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WAO-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 2004 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De beëindiging vond plaats na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij de arbeidsongeschiktheid van appellante werd vastgesteld op minder dan 15%. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de rechtbank Gelderland heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische belastbaarheid van appellante overtuigend was gemotiveerd. De rechtbank baseerde haar oordeel onder andere op een psychiatrische expertise van P.J.H. Notten, die concludeerde dat de eerder vastgestelde psychiatrische aandoeningen niet geobjectiveerd konden worden en dat appellante op de datum in geding in staat was om arbeid te verrichten in overeenstemming met haar medische belastbaarheid.

In hoger beroep heeft appellante opnieuw betoogd dat zij meer beperkt is dan in de FML is vastgelegd en heeft zij verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige. Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de eerdere uitspraak. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/965 WAO
Datum uitspraak: 1 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
23 december 2014, 13/7920 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.C. Cornelisse, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft tezamen met de zaak 15/1674 ZW plaatsgevonden op
13 april 2016. Appellante is – met bericht – niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.
In de zaak 15/1674 ZW is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voorafgaand aan haar ziekmelding op 16 mei 2003 wegens psychische klachten is appellante werkzaam geweest als schoonmaakster voor 10 uur per week. Vanaf
14 mei 2004 ontving appellante een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Deze uitkering is ongewijzigd voortgezet op basis van informatie van de appellante behandelende psychiater F. Kaya van 8 maart 2005. In het kader van een door het Uwv gestart herbeoordelingsproject is ook appellante in september 2012 onderworpen aan een herbeoordeling.
1.2.
Bij besluit van 30 mei 2013 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellante met ingang van 31 juli 2013 beëindigd, omdat de mate van haar arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op minder dan 15%. Na bezwaar is dit besluit gehandhaafd bij besluit van 25 oktober 2013 (bestreden besluit).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek van het Uwv op zorgvuldige wijze is verricht en dat de medische belastbaarheid van appellante op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de besluitvorming van het Uwv mede is gebaseerd op een psychiatrische expertise van 5 maart 2013 door P.J.H. Notten, waarvan onderdeel heeft uitgemaakt een diagnostische opname van vijf dagen. De in het verleden door Kaya vastgestelde psychiatrische aandoeningen (depressieve stoornis en gegeneraliseerde angststoornis) konden tijdens het onderzoek van Notten niet worden geobjectiveerd. Voor zover er sprake is van een psychiatrisch toestandsbeeld is dit volgens Notten slechts in zeer geringe mate aanwezig en heeft het tijdens de opname in ieder geval niet geleid tot disfunctioneren of invaliditeit. De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de expertise van Notten en het oordeel van de verzekeringsartsen. Voor benoeming van een onafhankelijk psychiater als deskundige, zoals door appellante verzocht, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien. De rechtbank is van oordeel dat appellante op de datum in geding in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 april 2013. De rechtbank is voorts van oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geselecteerde functies productiemedewerker industrie, productiemedewerker metaal en electro-industrie en snackbereider de vastgestelde medische belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv appellante terecht niet langer arbeidsongeschikt heeft geacht.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante verwezen naar de gronden die in bezwaar en beroep reeds zijn aangevoerd en de Raad verzocht een onafhankelijk deskundige te benoemen die nader kan rapporteren over haar gezondheidssituatie en de bij haar bestaande beperkingen per de in geding zijnde datum. Appellante denkt daarbij aan een psychiater. Appellante betwist dat zij op de datum in geding in staat moet worden geacht de voor haar geselecteerde functies te verrichten.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het bestreden besluit op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat zowel de medische als de arbeidskundige grondslag voldoende zijn gemotiveerd. De overwegingen waarop de rechtbank in de aangevallen uitspraak haar oordeel heeft gebaseerd worden geheel onderschreven. De stelling van appellante dat zij meer beperkt is dan in de FML vastgelegd en dat zij om die reden niet in staat is de voor haar geselecteerde functies te verrichten, is niet onderbouwd met (nieuwe) medische verklaringen. De verwijzing door appellante naar in het verleden vastgestelde diagnoses, kan gelet op het tijdsverloop sindsdien, niet de betekenis krijgen die appellante daaraan toegekend wil zien. Zij heeft geen nadere gegevens ingebracht die twijfel doen ontstaan aan de juistheid van de aangevallen uitspraak. Gelet daarop wordt geen aanleiding gezien om over te gaan tot het benoemen van een onafhankelijk deskundige.
4.2.
De overwegingen in 4.1 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van I.G.A.H Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2016.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) I.G.A.H. Toma

MO