ECLI:NL:CRVB:2016:2197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) wegens niet-verzekerd zijn
Op 15 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de weigering van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante, geboren in 1968 en woonachtig in Marokko, had een uitkering aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot, die op 17 maart 2014 overleed. De aanvraag werd afgewezen omdat de echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De Sociale verzekeringsbank (Svb) handhaafde deze afwijzing, waarbij werd opgemerkt dat een pensioen op basis van de AOW sinds 1 januari 2000 geen grond meer biedt voor verzekering voor de ANW.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet in Nederland woonachtig of werkzaam was, en dat hij niet gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW. Ook op basis van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko bestond er geen recht op een nabestaandenuitkering. De omstandigheden dat appellante ziek was en in financiële problemen verkeerde, konden niet leiden tot een ander oordeel, aangezien de ANW dwingendrechtelijk is.
In het hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen aanspraak kan maken op een nabestaandenuitkering ingevolge de ANW. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking kwam. De uitspraak werd gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier.