ECLI:NL:CRVB:2016:2200

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
15-4507 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake de Algemene nabestaandenwet

Op 15 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 8 mei 2015, met kenmerk 13/3937 ANW. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van deze uitspraak, waarin de rechtbank Amsterdam op 27 juni 2013 het beroep van verzoekster tegen de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar overleden echtgenoot postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de Algemene nabestaandenwet, ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 4 mei 2016 was verzoekster niet verschenen, terwijl de Svb vertegenwoordigd was door mr. A. van der Weerd.

In haar verzoekschrift had verzoekster aangegeven in een moeilijke financiële positie te verkeren en vroeg zij om een nieuwe, gunstige beslissing. De Raad heeft echter vastgesteld dat verzoekster geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die voldoen aan de criteria van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak. Gezien het ontbreken van relevante nieuwe feiten of omstandigheden heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 juni 2016.

Uitspraak

15/4507 ANW
Datum uitspraak: 15 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 8 mei 2015, 13/3937 ANW
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats] , Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 8 mei 2015 met kenmerk 13/3937 ANW.
De Svb heeft op het verzoek gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2016. Verzoekster is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

OVERWEGINGEN

1.Bij de uitspraak van 8 mei 2015, waarvan thans herziening wordt verzocht, heeft de Raad bevestigd de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2013, 12/4724, waarbij het beroep van appellante tegen de weigering van de Svb om haar overleden echtgenoot postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de Algemene nabestaandenwet, ongegrond is verklaard.
2. In het verzoekschrift van 10 juni 2015 heeft verzoekster erop gewezen dat zij in een moeilijke financiële positie verkeert en dat zij daarom verzoekt om een nieuwe, gunstige, beslissing.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Ingevolge artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Verzoekster heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb.
3.3.
De Raad merkt op dat het rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie te voeren over de betrokken zaak.
4. Dit betekent dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2016.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) N. Veenstra

MO