ECLI:NL:CRVB:2016:2206
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het AOW-pensioen en de gevolgen voor de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had eerder een uitkering op grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, maar kreeg per juli 2012 een AOW-pensioen toegekend. De hoogte van dit pensioen was vastgesteld op 20% van het maximale AOW-pensioen voor gehuwden en 38% van de maximale toeslag. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in een beslissing op bezwaar medegedeeld dat appellant met ingang van het derde kwartaal van 2012 geen recht meer had op kinderbijslag, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De rechtbank had de beroepen van appellant ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellant dat hij meer jaren in Nederland had gewoond en gewerkt dan de Svb had aangenomen en dat hij met zijn AOW-pensioen niet rond kon komen. De Svb had echter inlichtingen ingewonnen bij verschillende instanties, waaronder de gemeente en pensioenfondsen, maar geen aanvullende informatie over appellant kunnen verkrijgen. De Svb concludeerde dat appellant slechts verzekerd was voor de AOW in de periode van 19 februari 1990 tot en met 31 december 1999. De rechtbank bevestigde dat de hoogte van het AOW-pensioen correct was vastgesteld en dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de AKW, aangezien hij geen uitkering van ten minste 35% van het voor Nederland geldend minimumloon ontving.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat appellant met ingang van 1 juli 2012 niet langer verzekerd was voor de AKW en dus geen recht op kinderbijslag had. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 juni 2016, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.